Iets waar ze je niet op kunnen voorbereiden bij een vroeggeboorte is alles wat erbij komt kijken. De stress uit onwetendheid bijvoorbeeld. Ik verkeer in de gelukkige positie dat geen van mijn vrienden een vroeggeboorte heeft meegemaakt. Daardoor heb ik nog nooit een premature baby gezien en heb ik dus nu totaal geen idee wat ‘normaal’ is.
Elke dag komen er verschillende deskundigen binnen die allemaal iets van ons willen of komen uitleggen. De kraamverzorgster komt controleren hoe het ervoor staat met mij (temperatuur, hoogte van de baarmoeder), artsen houden zijn groei in de gaten om te zien of dat allemaal naar verwachting gaat en vertellen ons of we de voeding kunnen verhogen. Vervolgens loopt de co-assistent binnen met de gynaecoloog om te kijken hoe het met mij gaat. We krijgen les in prikkelreductie en hoe je een (rand)prematuur kindje het best kunt verzorgen. En dan zijn er nog de ‘gewone’ verpleegkundigen die komen helpen met de sonde.
Dit zijn slechts de gebruikelijke mensen die in en uit lopen. Want bovenop alles moet hij bijna elke ochtend geprikt worden op zijn bilirubinegehalte in zijn bloed (het geel zien). Iedere keer opnieuw bloedafname uit dat piepkleine voetje. Ook maak ik me zorgen omdat hij zo ontzettend veel slaapt: hij slaat soms zelfs een voedingsmoment over, wat ze dan tussendoor via de sonde geven. Elke keer horen dat hij zo klein is…
Op dag drie ben ik gesloopt. Niet eens vanwege de kraamtranen, al zie ik de rest regelmatig een blik van verstandshouding wisselen – tot mijn grote ergernis, maar omdat het me te veel is. Ik mis de kinderen verschrikkelijk, ik ben onzeker over hoe het gaat met Sean en elke dag lijkt het wel erger te worden in plaats van beter. Hoewel die laatste gevoelens wellicht een tikje melodramatisch zijn (sec gekeken naar de cijfers en curves gaat het prima), maakt dat het niet minder lastig.
De tranen stromen over mijn gezicht. Ro is net weg en het liefst wil ik gewoon naar huis met Sean. Ik voel me echt verdomd alleen. Niet veel later stapt een verpleegster binnen en verman ik me. Geen idee waarom trouwens. Onbewust denk ik dat ik me nog steeds blijf voorhouden dat ik niet mag huilen omdat hij er überhaupt is. Omdat er mensen liggen hier met baby’tjes die er vele malen erger aan toe zijn en op dit moment vechten voor hun leven. Maar als ze bij me komt zitten en heel lief vraagt hoe het gaat, breek ik.
Ze laat me uithuilen. Jee, wat lucht dit op. Het gebeurt niet vaak dat ik me zo kwetsbaar opstel in het ‘openbaar’. Stom eigenlijk. Ze is in elk geval blij dat ik vertel hoe het gaat en stelt me gerust: ‘Er komt ook veel op jullie af, is toch niet gek dat je af en toe even je hart moet luchten? En wat hem betreft, het gaat echt goed met hem. Ik kan me voorstellen dat die slangetjes misschien gek zijn voor jou, maar voor ons is dit dagelijkse kost. Hij slaapt zoveel om te kunnen groeien en dat doet hij hartstikke goed, toch?’
Met waterige oogjes knik ik. ‘Vergeet ook niet wat jullie hebben meegemaakt. Dan is alles dat daarna komt spannend.’ Ik zucht. Afgelopen zwangerschap stond ik in een soort overlevingsstand, mijn blik vooruit gericht. Nu is het zover, nu is het echt en loopt alles nog een beetje anders dan we vooraf hoopten. Maar voor het eerst vandaag voel ik weer vertrouwen. Helemaal als ze daarna nog zegt: ‘Heel vaak gaan kindjes hier weg en als we ze dan een paar maanden later terugzien voor een controle zijn ze onherkenbaar. Soms zelfs verdubbeld in omvang en grootte.’
Hoewel ik het zo’n vaart nog niet zie lopen, hij is immers echt klein, heb ik in elk geval weer het gevoel dat we de goede kant op gaan.
Liefs, Merel
Schrijf je nu in voor de wekelijkse update en mis nooit meer een artikel! Je vindt het formulier rechts (desktop) of onderaan deze pagina (mobiel). En volg je me al op Instagram?
Reageer je onder dit artikel? Weet dan dat we je mailadres nooit zullen gebruiken, ook niet om ongevraagde nieuwsbrieven of andersoortige mails te versturen. Dat doen we alleen als je je aanmeldt voor de wekelijkse update – met jouw toestemming dus.